sola gratia 1.0
(religie, mystiek en mythologie)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Sola gratia…
is een beginsel; is een leuze
- [Leden] behoort met sola fide en sola Scriptura tot de zogeheten drie sola's, antirooms-katholieke stellingen die de kern vormen van het protestants-gereformeerde geloof, en met solus Chistus 'alleen Christus' (ook: solo Christo 'alleen door Christus') en soli Deo gloria 'alleen God komt alle eer toe' tot de zogeheten vijf sola's
Algemene voorbeelden
Hoe kan de mens begrijpen waarom alle ellende die hem te beurt valt past in het Goddelijke plan? De rede is machteloos, want Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Niet zijn rede, maar de onvoorwaardelijke, kritiekloze overgave aan Gods wil is de enige hoop voor de mens. Sola fides, sola gratia, sola Scriptura. Het alternatief voor de rede is het geloof (fides). Het geloof, en alleen het geloof, kan de mens redden.
Nog steeds wordt op 31 oktober hervormingsdag gevierd. Op die dag sloeg Luther in het jaar 1517 demonstratief zijn stellingen tegen de Kerk op de kerkdeur te Wittenberg. Wat was de oorzaak en wat was de aanleiding voor deze rebelse daad, ofwel wat is de oorspronkelijke identiteit van het protestantisme? Naast het zedelijk verval dat ook binnen de Roomse Kerk aan de kaak werd gesteld, streed men vooral tegen het inhoudelijke verval van de eeuwenoude Christelijke Kerk. Het protest kende drie beroemd geworden leuzen: Sola Scriptura, Sola Fide en Sola Gratia.
Het 'Sola Scriptura', dat is 'Alleen de Schrift' geeft aan dat alleen de Bijbel en niet de traditionele voorstellingen van de Kerk het uitgangspunt moet zijn. Het 'Sola Fide' betekent 'Alleen Geloof' en sluit goede werken uit als meewerkende oorzaak voor een goed eeuwig leven in het hiernamaals. En tenslotte het 'Sola Gratia' ofwel 'Alleen Genade' benadrukt dat de sacramenten, hoe belangrijk ze ook zijn, beslist geen magische kracht hebben.
De beklemtoning van het natuurrecht was een rechtstreekse aanval op de Lutherse leer van "sola fides, sola gratia, sola Scriptura". De thomistische stelling dat er in elk samengesteld geheel een leidinggevend deel moet zijn, werd aangevoerd als grondslag voor de positie van de paus als hoofd van de kerk.